Zes trends in Europese datasoevereiniteit

Europa wordt steeds bewuster van een ongemakkelijke realiteit: de digitale infrastructuur waarop onze economie draait, ligt grotendeels in buitenlandse handen. Voor Jeroen en Rob Stevens, onze directeuren is dat besef al jaren dagelijkse realiteit.

Rob En Jeroen Klein Geen Logo

Europa wordt zich steeds bewuster van een ongemakkelijke realiteit: de digitale infrastructuur waarop onze economie draait, ligt grotendeels in buitenlandse handen. Data zijn het nieuwe goud, maar de mijnen bevinden zich elders. Terwijl Amerikaanse cloudreuzen de ruggengraat van het internet vormen, groeit in Europa het besef dat digitale onafhankelijkheid geen luxe is, maar noodzaak.

Voor Jeroen en Rob Stevens, oprichters en directeuren van Interconnect, is dat besef al jaren dagelijkse realiteit. Hun bedrijf, begonnen in de jaren negentig, bouwde stap voor stap aan eigen datacenters, lang voordat de term “datasoevereiniteit” breed werd gebruikt. Nu merken ze dat het thema eindelijk leeft, al blijft de weg ernaartoe lang, technisch ingewikkeld en politiek weerbarstig.

Zes trends tekenen die zoektocht. Van bewustwording tot regelgeving, van idealisme tot geopolitiek

1. Van onwetendheid naar bewustwording

Jeroen herinnert zich de begintijd van het internet nog levendig. “Misschien moet je terug naar 1996,” zegt hij. “Toen moest je mensen uitleggen dat ze een domeinnaam nodig hadden.” Diezelfde overtuigingskracht is vandaag nodig om organisaties te laten nadenken over waar hun data eigenlijk staan. Veel bedrijven hebben er geen idee van, net zomin als politici destijds wisten wat je met een computermuis moest doen. We herinneren ons de beelden van oud-premier Wim Kok, die over een computerscherm veegde met een muis in zijn hand. “Zo zijn veel mensen nu met data. Ze denken dat het vanzelf goed komt.”

Volgens Rob is datasoevereiniteit in de eerste plaats een bewustwordingskwestie. Zolang bedrijven niet weten wie toegang heeft tot hun gegevens, of wat er gebeurt bij een faillissement van hun cloudleverancier, kunnen ze geen verantwoorde keuzes maken. Jeroen vertelt hoe hij jaren geleden tijdens een vakbeurs vroeg wat er gebeurt met je data als een partij omvalt. “De zaal lachte me uit,” zegt hij. “Nu is dat echter een actuele vraag.”

Die omslag in houding markeert het begin van een nieuwe fase. Waar datasoevereiniteit ooit een onderwerp was voor idealistische techneuten, is het nu een strategisch thema in boardrooms. Bedrijven beseffen dat digitale onafhankelijkheid geen bijzaak meer is, maar een voorwaarde voor continuïteit.

2. De schijnzekerheid van de cloud

De cloud heeft het internet toegankelijk gemaakt, maar ook ondoorzichtig. Veel organisaties geloven dat hun data veilig zijn zodra die in Azure of bij Office 365 staan. “Dat is niet zo,” zegt Rob. “Er wordt geen enkele back-up gemaakt, tenzij je dat zelf doet.”

Die schijnzekerheid is hardnekkig. Het gemak waarmee cloudservices worden aangeboden maakt het verleidelijk om niet verder na te denken. Tegelijkertijd groeit de afhankelijkheid van een handvol Amerikaanse spelers. Rob noemt Microsoft “too big to fail”: een partij die zó groot is dat ze niet mag omvallen, zelfs niet als het misgaat. Dat lijkt geruststellend, maar het maakt de afhankelijkheid juist groter. Want wie te groot is om te falen, is ook te groot om beïnvloed te worden.
Daarmee wordt datasoevereiniteit vooral een kwestie van risicobeheersing. Wat gebeurt er bij een geopolitieke crisis, een handelsoorlog of een juridische claim die de toegang tot data beperkt? En wat als een organisatie wil overstappen, maar haar gegevens niet meekrijgt? “De cloud beloofde vrijheid en schaalbaarheid, maar leverde vooral afhankelijkheid op.”

3. Lokale alternatieven vragen lef

In 2011 besloot Interconnect een tweede datalocatie te bouwen: een klant eiste een uitwijklocatie. “Die organisatie was veel groter dan wij,” vertelt Jeroen. “Ze zeiden: ‘we willen klant worden, maar dan moet je binnen drie jaar een tweede locatie hebben’.”
Het was een forse stap, maar ook een kantelpunt. Door te investeren in redundantie en geografische spreiding legde Interconnect een basis voor de veerkracht die datasoevereiniteit vereist.

De vraag naar lokale alternatieven groeit merkbaar. Gemeenten, zorginstellingen en mkb-bedrijven willen weten waar hun data fysiek staan en onder welke jurisdictie die vallen. Co-locatie en Nederlandse datacenters worden gezien als strategische troeven. Lokale onafhankelijkheid kost echter geld. Het vereist investeringen, expertise en soms ook het lef om nee te zeggen tegen de schijnbaar goedkope oplossingen van de techgiganten. Voor Interconnect is dat dagelijkse realiteit. “We zijn dertig jaar geleden klein begonnen,” zegt Jeroen. “Maar we zijn nooit afhankelijk geweest van een partij buiten Europa. Dat maakt ons wendbaar, en dat waarderen klanten steeds meer.”

4. Soevereiniteit vraagt offers

Volledige datasoevereiniteit is een illusie, zegt Rob. “Je kunt ver komen, maar als je software draait op Windows, draait die niet zomaar elders.” Toch ziet hij dat organisaties stappen zetten. Gemeenten werken aan open-source pilots, bedrijven heroverwegen hun afhankelijkheid van Amerikaanse platforms, en er ontstaan Europese alternatieven voor cloud, communicatie en kantoorsoftware.

De eerste stap is inventarisatie: weten waar je data zich bevinden en welke informatie kritisch is. Niet alles hoeft per se lokaal, maar sommige gegevens, denk aan financiële administratie of personeelsinformatie, horen niet onder buitenlandse wetgeving te vallen. “Dan kies je misschien voor een Nederlands familiebedrijf als AFAS,” zegt Rob.
Toch vraagt die keuze iets van gebruikers. “Wat je ook doet, je moet bereid zijn een offer te brengen,” waarschuwt hij. “Dat kan meer kosten en minder gebruiksgemak of minder functionaliteit betekenen. De grote Amerikaanse jongens hebben ons verslaafd gemaakt aan hun software. Alles is geïntegreerd en intuïtief. Daar kan geen alternatief tegenop, tenzij je bereid bent iets in te leveren.”

5. Wetgeving als zegen én vloek

Europa probeert de afhankelijkheid te doorbreken met een lawine aan regelgeving. De Data Act, NIS2, de Digital Services Act, de AI Act. Ze zijn bedoeld om controle terug te winnen. Maar die wetgevende storm dreigt ook verlammend te werken. “Er zijn inmiddels meer dan honderd wetten in de maak,” zegt Rob. “En dat wordt alleen maar meer.”
Volgens Jeroen brengt dat risico’s met zich mee voor kleinere spelers. “In Nederland moet je alles netjes implementeren, anders mag je niet meedoen. Maar dat kost geld en tijd. In China of de VS trekken ze zich daar weinig van aan. Wij moeten concurreren onder voorwaarden waar zij geen last van hebben.”

De ironie is dat de regels die Europa onafhankelijker moeten maken, lokale bedrijven soms juist belemmeren. Toch zien Rob en Jeroen ook het nut. “De intentie is goed,” zegt Rob. “De lat moet omhoog. Maar de uitvoering moet slimmer.” Het spanningsveld tussen bescherming en belemmering typeert de Europese zoektocht naar digitale volwassenheid. Zonder regels geen vertrouwen, maar te veel regels verstikken innovatie.

6. De geopolitiek van de cloud

Datasoevereiniteit raakt uiteindelijk aan macht. Wie de infrastructuur beheert, bepaalt de voorwaarden van het digitale leven. Rob verwijst naar een onderzoek van de NOS uit mei, waaruit volgens hem bleek dat het overgrote deel van de Nederlandse overheidssites op Amerikaanse cloudplatformen draait, merendeels bij Microsoft. “Dat is toch bizar,” zegt hij. “We willen soeverein zijn, maar onze eigen overheid vertrouwt op buitenlandse infrastructuur.”
Ook de kwestie rond SIDN, beheerder van het .nl-domein, maakte veel los. Toen bekend werd dat hun administratie bij Amazon Web Services draaide, leidde dat tot Kamervragen. “Ze zeiden dat de functionaliteit in Nederland niet te krijgen was,” vertelt Rob. “Maar tachtig procent had hier prima gekund. Dan moet je je afvragen: heb je dat laatste stukje echt nodig?”

De geopolitieke gevoeligheid groeit. Rob schetst een scenario waarin een Amerikaanse president een bevel geeft aan een Amerikaans datacenter om data vrij te geven. “Dan loop je een risico,” zegt hij. “Het is niet waarschijnlijk, maar het kán.”
Ook grote techbedrijven gebruiken hun macht politiek. Apple dreigde onlangs bepaalde iPhones niet meer in Europa te leveren als wetten niet werden aangepast.

Tussen idealisme en realiteit

Aan het einde van het gesprek klinkt geen cynisme, maar nuchter realisme. Datasoevereiniteit is geen eindpunt dat je bereikt, maar een richting waarin je beweegt. Elke stap vermindert de afhankelijkheid van buitenlandse macht.

Voor Rob en Jeroen is dat dagelijkse praktijk. Hun bedrijf groeit gestaag, gevoed door een toenemende vraag naar lokale betrouwbaarheid. “Het begint altijd met bewustwording,” zegt Jeroen. “Zodra organisaties begrijpen waar hun data staan, gaan ze andere keuzes maken.” Rob vult aan: “Je kunt niet alles zelf doen, maar je kunt wel kiezen waar je afhankelijk van wilt zijn. En dát bepaalt of je vrij bent.”