Van hobbykamer tot digitale ruggengraat: 30 jaar Interconnect

De wortels van Interconnect gaan terug tot het eind van de jaren tachtig, toen de personal computer in opkomst was en de eerste digitale netwerken vorm begonnen te krijgen: vanaf het begin een sleutelrol in het verbinden van mensen en systemen.

Jez8654

De wortels van Interconnect gaan terug tot het eind van de jaren tachtig, toen de personal computer in opkomst was en de eerste digitale netwerken vorm begonnen te krijgen. Rob Stevens studeerde technische informatica, zijn jongere broer Jeroen zat nog op school. Wat begon als experimenteerdrift groeide uit tot een serieuze kennismaking met online communicatie en netwerkbeheer. “We waren vooral nieuwsgierig,” zegt Rob. “Niet met een plan om een bedrijf te beginnen, maar om te snappen hoe systemen met elkaar konden praten.” 

Onder de naam Magic Land richtten ze een zogenoemd Bulletin Board System (BBS) op, een elektronisch prikbord waar gebruikers via telefoonlijnen verbinding konden maken om bestanden te delen, berichten uit te wisselen en technische informatie te vinden. Magic Land groeide in korte tijd uit tot een van de grotere netwerken in Zuid-Nederland. “We hadden zes telefoonlijnen,” vertelt Rob. “Dat was destijds aanzienlijk. De PTT begreep niet wat we aan het doen waren, maar we kregen het toch voor elkaar.” 

Om het systeem draaiend te houden, introduceerden ze een donateursmodel waarbij gebruikers een jaarlijkse bijdrage betaalden in ruil voor extra online tijd. Binnen korte tijd hadden ze duizend betalende gebruikers. “Dat was voor ons een enorm bedrag,” zegt Jeroen. “We waren nog tieners, maar ineens draaiden we iets dat echt inkomsten opleverde.” Belangrijker dan het geld was wat ze leerden over dataverkeer, capaciteit en continuïteit. “We zagen dat techniek pas werkt als je begrijpt wat er onder de motorkap gebeurt,” aldus Rob. 

De impact van internet uitleggen 

Begin jaren negentig besloten ze hun kennis professioneel te benutten. Ze bouwden websites, registreerden domeinnamen en legden lokale netwerken aan. In 1995 schreven ze zich officieel in bij de Kamer van Koophandel onder de naam Interconnect. Vanuit een klein pand aan de Buitenhaven in ’s-Hertogenbosch boden ze internetdiensten aan voor bedrijven en instellingen. De markt was pril; de meeste organisaties moesten nog overtuigd worden van de waarde van een domeinnaam of een eigen e-mailadres. “Je moest letterlijk uitleggen wat internet was,” zegt Jeroen. “Voor veel bedrijven was het iets uit Amerika, niet iets waar ze zelf iets mee konden.” 

Hun aanpak was direct en pragmatisch. Ze kochten wekelijks KvK-lijsten met nieuwe bedrijven en stuurden gepersonaliseerde brieven: een uitnodiging om snel een domeinnaam te registreren voordat iemand anders ermee vandoor ging. “Dat was pure handarbeid,” zegt Rob. “We schreven de brieven zelf, printten in kleur omdat dat opviel, en verstuurden ze met de post. Maar het werkte.” De campagne leverde in korte tijd honderden klanten op. 

De onderneming groeide gestaag en moest meerdere keren verhuizen, van het centrum van Den Bosch naar een bedrijventerrein met meer ruimte voor personeel en apparatuur. In dezelfde periode schakelde het bedrijf over van internettoegang en webhosting naar het beheren van servers voor klanten. De eerste generatie serverruimtes was nog bescheiden van opzet, maar het leverde cruciale ervaring op met beveiliging, connectiviteit en uptime.  

Efteling als klant 

Rond de eeuwwisseling diende de eerste grote klant zich aan: de Efteling. De attractie-exploitant had onvrede over de bestaande internetverbindingen en ging op zoek naar een alternatief. Interconnect bood een stabieler en aanzienlijk goedkoper voorstel dan de gevestigde partijen. “KPN vroeg 140.000 gulden per jaar, wij 40.000,” herinnert Jeroen zich. “In ruil daarvoor wilden we wel dat ons logo op de homepage van de Efteling zou staan.” Het werd een doorbraak. Niet alleen omdat de Efteling klant bleef, maar vooral omdat het aantoonde dat een kleine regionale speler kon concurreren op kwaliteit en betrouwbaarheid. “Het gaf ons het vertrouwen dat we het op eigen kracht konden,” zegt Rob. “Dat gevoel is eigenlijk nooit meer weggegaan.” 

Eigen infrastructuur 

Vanuit die positie begon de tweede groeifase. Het bedrijf investeerde in eigen datacenters. De broers hielden daarbij vast aan hun uitgangspunt: technologie pas aanbieden als ze die volledig begrepen. Waar anderen kozen voor standaardoplossingen, ontwikkelde Interconnect zijn eigen infrastructuur. Het leverde een organisatie op die stap voor stap uitgroeide tot een stabiele, onafhankelijke speler binnen de Nederlandse digitale infrastructuur. 

De bouw van het eerste datacenter, op bedrijventerrein De Brand in ’s-Hertogenbosch, markeerde een kantelpunt. Voor het eerst ontwierpen ze een faciliteit die vanaf de fundering was bedacht voor de opslag en verwerking van data. Ze gebruikten hun leveranciers als adviseurs en hielden de regie over ontwerp en uitvoering in eigen hand. Het was een investering die groter was dan ze ooit eerder hadden aangedurfd, maar die het fundament legde onder hun verdere groei. “Onze vader zei altijd: je mag alleen lenen voor een huis,” vertelt Jeroen. “Wij dachten: dan zal dat voor een bedrijfspand ook wel gelden.” 

Die nuchtere houding is representatief voor de manier waarop Interconnect groeide: voorzichtig maar consequent, zonder externe investeerders of snelle schulden. De winst van het ene project financierde de volgende stap. Dat tempo gaf rust en dwong tot zorgvuldigheid. In de jaren die volgden werd de organisatie groter, maar de principes bleven hetzelfde: alles wat cruciaal is, moet je zelf begrijpen en kunnen beheren. 

Zorgen voor redundantie 

Rond 2010 besloot Interconnect een tweede datacenter te bouwen, in Eindhoven. Dat project maakte de stap van regionaal naar nationaal. Waar het eerste datacenter was ontstaan uit technische ambitie, werd de tweede locatie ontworpen als strategisch onderdeel van een redundant netwerk. Klanten konden hun data op twee fysiek gescheiden plekken onderbrengen. De keuze bleek vooruitziend; in de jaren daarna nam de vraag naar colocatie en private-clouddiensten sterk toe. 

Tegelijkertijd professionaliseerde de sector in hoog tempo. Datacenters werden kritieke infrastructuur, onderworpen aan zware regelgeving en afhankelijk van stabiele energievoorziening. De tijd van geïmproviseerde koeling was voorbij; investeringen liepen in de miljoenen. Interconnect groeide mee met die ontwikkeling en wist zijn zelfstandigheid te behouden. 

De roep om datasoevereiniteit 

In dezelfde periode kwam een nieuw thema nadrukkelijk in beeld: datasoevereiniteit. Waar Interconnect vanaf het begin al zijn eigen infrastructuur in Nederland bouwde, bleek dat later een strategisch voordeel. De roep om digitale onafhankelijkheid groeide, eerst bij bedrijven en daarna bij overheden. Europese regelgeving maakte dat onderwerp urgent, maar voor Interconnect was het vooral een bevestiging van de koers die ze altijd al volgden: weten waar data zich bevinden, wie er toegang toe heeft en zelf verantwoordelijk zijn voor continuïteit. 

De technologische onafhankelijkheid heeft ook een ethische component. Interconnect werkt met langdurige partnerschappen en leveranciers die dezelfde transparantie nastreven. “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard,” zegt Jeroen. “Dat geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor techniek.” Die houding verklaart waarom veel klanten al tientallen jaren bij het bedrijf blijven. 

De datacenterwereld van nu is kapitaalintensief en professioneel georganiseerd. Nieuwe toetreders hebben nauwelijks nog kans zonder grote financiering. “Je kunt niet meer, zoals wij destijds, beginnen met een kabel door het raam en een ventilatorslang naar buiten,” zegt Rob. “De eisen zijn te hoog en de investeringen te groot.” Toch is de mentaliteit waarmee Interconnect begon, zelfredzaamheid, nieuwsgierigheid en vakmanschap, nog steeds voelbaar in de manier van werken. 

Innovatieve oplossingen 

Innovatie blijft een constante factor. Zo experimenteerde het bedrijf met zogenaamde cold corridors en warmteterugwinning om energie te besparen. Ook in de architectuur van hun nieuwste pand zoeken de broers naar eigen oplossingen. Bij de bouw van het nieuwe datacenter in Den Bosch kozen ze voor een opvallend ontwerp, met een auditorium dat direct uitzicht biedt op de serverruimte. Dat idee stuitte aanvankelijk op weerstand bij leveranciers en bouwpartners. “Iedereen zei dat het niet kon, te duur en te complex,” vertelt Jeroen. “Maar we wilden het en we hebben het gedaan.” Het resultaat is niet alleen een technisch hoogwaardige faciliteit, maar ook een transparant gebouw dat laat zien wat het doet. Zulke keuzes illustreren dat groei bij Interconnect niet alleen economisch is, maar ook inhoudelijk: een voortdurend proces van leren, verbeteren en doorontwikkelen. 

Na bijna dertig jaar telt Interconnect ruim 130 medewerkers en een klantenbestand dat uiteenloopt van lokale instellingen tot internationale ondernemingen. De organisatie heeft zich ontwikkeld van pionier tot stabiele speler binnen de vitale digitale infrastructuur van Nederland.